UMC Groningen, 10.47 uur. Op het helideck van het Universitair Medisch Centrum klinkt de pieper: „MMT, inzet gevraagd voor een drenkeling. Een man van ongeveer zestig jaar is uit het water gehaald en niet aanspreekbaar.” De crew van Lifeliner 4 loopt naar boven. Even later klinkt het geluid van startende rotors. Het geluid zwelt aan en na een laatste controle stijgt de traumahelikopter op. Lifeliner 4 is op weg naar Oudenga om het leven van een drenkeling te redden.
Wie had verwacht dat de bemanning van de traumaheli naar het helideck van Universitair Medisch Centrum Groningen zou rénnen, vergist zich. „Haasten heeft geen zin,” vertelt helicopter landing officer Alex. „Dan zouden de teamleden al moe zijn voor ze vertrekken. En van hollen komen alleen maar ongelukken. Nee, veiligheid staat voorop, want met een gebroken been kun je geen patiënt helpen.” Weg spannend verhaal? Nee hoor, want wie achter de deur van het Mobiel Medisch Team (MMT) mag kijken, ontdekt hoe alles draait om veiligheid en levens.
De traumahelikopter stamt al van vijftig jaar geleden: in de jaren zestig werden voor het eerst helikopters ingezet om verkeersslachtoffers te vervoeren. In de jaren tachtig werd er opnieuw geëxperimenteerd en sinds 1995 bestaan er officiële traumahelikopters. De belangrijkste reden voor hun inzet: ze zijn sneller dan ambulances. De traumahelikopters -officieel ‘Lifeliners’ genoemd- vlogen in de beginjaren alleen overdag, maar sinds eind 2010 vliegen de heli’s ook ’s nachts. Ze zijn eigendom van de ANWB, maar worden via een constructie verhuurd aan de ziekenhuizen in vier verschillende regio’s: Lifeliner 1 staat bij het VUmc in Amsterdam, Lifeliner 2 op vliegveld Rotterdam, Lifeliner 3 op vliegbasis Volkel en Lifeliner 4 –een samenwerking tussen de ANWB en ADAC, de Duitse zustermaatschappij– bij het UMCG in Groningen.
Aan boord van de Lifeliner zijn een piloot, een arts en een verpleegkundige. De teamleden werken in shifts: ze zijn enkele dagen inzetbaar en daarna enkele dagen vrij. Omdat ze dag en nacht inzetbaar zijn, slapen ze op locatie. Al vanaf de beginjaren van de traumahelikopter klinken er kritische geluiden: mensen vragen zich af of de kosten tegen de baten opwegen. Onderzoeken hebben echter aangetoond dat overlevingskans van ernstig bedreigde kinderen flink toeneemt als het MMT wordt ingezet en dat de inzet van een MMT de overlevingskans in het algemeen kan verhogen.
Het verschil maken
Van alle teamleden werkt piloot Jan het langst bij het Mobiel Medisch Team in Groningen. Hij vliegt al zo’n vijftien jaar op de traumahelikopter. Natuurlijk spreekt de traumaheli veel mensen tot hun verbeelding, maar voor Jan is de ‘heli’ maar één onderdeel van zijn werk: het is een vervoersmiddel en hij moet daarmee de arts en verpleegkundige veilig dicht bij de patiënt brengen. Op het helideck geeft collega-piloot Matthijs een rondleiding. Hij is net nieuw in het team, maar krijgt alle ruimte om enthousiast te vertellen over zijn nieuwe werk. Voor hij in dienst trad, vloog hij bij de Luchtmacht op een Cougar-helikopter. Lachend: „Dat was dus ook helemaal geen verkeerde baan!” Waarom hij dan toch koos voor een baan als piloot op de traumahelikopter? „Op de traumaheli kun je het verschil maken,” vertelt hij gedreven. „Iedere keer dat je vliegt, heb je een spoedeisende taak en geen dag is hetzelfde. Vandaag hebben we nog maar één inzet gehad, maar gisteren waren het er zeven. En er zijn ook dagen dat je helemaal niet hoeft uit te rukken.”
„Als piloot ben ik primair verantwoordelijk voor een veilige vlucht,” vervolgt Matthijs. „Je moet dus niet onvoorbereid naar een ongeluk vliegen.” Veilig vliegen betekent bovendien dat je niet met je neus boven op een ongeluk hoeft te staan. „Natuurlijk heeft het zin om je een beeld te vormen van een situatie, zodat je er later nog met de arts en verpleegkundige over kunt praten, maar je moet je eigen grenzen in acht nemen. En natuurlijk moet je op de helikopter passen,” voegt hij eraan toe. „Een traumahelikopter trekt altijd veel bekijks en je moet dus zorgen dat mensen er niet te dicht in de buurt komen.”

Een inzet
Matthijs is nog niet uitgesproken of de pieper gaat: de meldkamer roept het MMT op voor een drenkeling die zojuist uit het water is gehaald. De crew stommelt de trap op en trekt een feloranje pak aan. Ondertussen hijst Alex zich in een brandweerpak. Als de gele helikopter is vertrokken, vertelt hij waarom: „Als helicopter landing officer waarborg ik de brandveiligheid. De helikopter zou tijdens het starten en landen kunnen crashen of brandstof lekken. Ik houd daarom de situatie in de gaten. Mocht er onraad zijn, dan geef ik daarvoor afgesproken seinen, zodat de piloot weet dat er iets aan de hand is. Ik heb in al die jaren dat ik dit doe nog geen onraad meegemaakt.”
Terwijl de helikopter onderweg is naar de patiënt, neemt Alex contact op met de meldkamer in het ziekenhuis. Hij vertelt dat de helikopter is vertrokken en meldt de bijzonderheden. Daarna stemt hij de portofoon af op de meldkamer. Zo kan hij meeluisteren met de crew in de lucht. Mocht straks besloten worden dat de patiënt per helikopter naar het ziekenhuis wordt vervoerd, dan zal hij een bed en zuurstof gaan klaarzetten, zodat de patiënt goed kan worden opgevangen. Even later vraagt de meldkamer de aandacht van de crew: „MMT, ik heb meer informatie over de patiënt. Hij is helder en zit rechtop. Daarom wil ik de vlucht cancellen.” Toch gaat de helikopter niet direct rechtsomkeert: arts Oliver wil eerst nog even zeker weten of zijn hulp niet nodig is. Hij vraagt daarom vanuit de lucht aan het ambulancepersoneel hoe de vitale functies van het slachtoffer zijn. „Hoe is het met aspiratie? En hebben jullie ABCD gecontroleerd?”
Als hij zeker weet dat de situatie niet levensbedreigend is en dat de vitale functies van de patiënt in orde zijn, wordt besloten om te keren. Even later zwelt het geluid van Lifeliner 4 weer aan. Matthijs ‘parkeert’ de heli midden op het helideck en na een paar controles keert de rust weer terug.
Het annuleren van de vlucht roept wat vragen op: hoe zit dat? En wie bepaalt dat een inzet wordt afgeblazen? „In principe is onze arts leading,” vertelt Matthijs. Hij voegt eraan toe: „De aard van de oproep zegt ook al veel. In sommige gevallen krijgen we primaire meldingen van de meldkamer. Dat soort meldingen wordt vaker geannuleerd dan secundaire meldingen: die krijgen we van de ambulance en zijn vaak ‘serieuzer’ –het is dan écht menens.”
De traumaheli werd gevlogen door Matthijs, terwijl Jan naast hem zat. Arts Oliver hoefde zich alleen met de medische taken bezig te houden. Verpleegkundige Ella hielp zowel de piloot als de arts. „De verpleegkundige is het enige bemanningslid met een dubbeltaak,” vertelt Jan: „Onderweg doet zij de navigatie: ze zoekt op de iPad de bestemming op en vertelt de piloot in welke richting hij moet vliegen. Op locatie assisteert ze de arts bij levensreddende handelingen.”
Drie keer Oudenga
Tijdens de lunch doorloopt Matthijs een lijst met allemaal punten die moeten worden besproken, beginnend bij de melding en eindigend bij de landing. Dan blijkt dat Ella nog helemaal niet zo’n gemakkelijke taak had als navigator. Ella, lachend: „Toen ik Oudenga in de app invoerde, bleken er wel drie plaatsen te zijn die zo heten. Ik heb toen maar gegokt. Gelukkig klopte de combinatie van de straat en postcode meteen.”
Oliver legt uit waarom het belangrijk is om snel de exacte locatie van het ongeval te weten: „Aan de hand daarvan kun je bepalen naar welk ziekenhuis de patiënt moet. Ook het letsel speelt een rol bij de keuze voor een ziekenhuis. Niet elk ziekenhuis heeft het juiste specialisme in huis om de patiënt te behandelen. Een patiënt met een groot politrauma moet bijvoorbeeld niet naar het ziekenhuis in Sneek worden vervoerd, maar naar een universitair medisch centrum dat wel over de juiste afdeling beschikt.”
In de regio waar Lifeliner 4 vliegt, zitten veel grote en kleine ziekenhuizen: het UMCG, het ziekenhuis in Leeuwarden, een ziekenhuis in Sneek. En dan zijn er nog de ziekenhuizen in Emmeloord, Zwolle en Harderwijk. Wat is dan de meerwaarde van de traumahelikopter? Jan: „Een patiënt moet snel naar een ziekenhuis kunnen worden vervoerd. Stel dat die patiënt vastzit, dan lukt het niet om hem binnen een uur in het ziekenhuis te hebben. Dan brengen we de patiënt niet naar het ziekenhuis, maar het ziekenhuis naar de patiënt.” Matthijs: „We hebben een miniziekenhuis aan boord en kunnen de patiënt heel veel directe hulp bieden die niet door een ambulance kan worden geboden.” Oliver vertelt met passie: „We kunnen narcose geven, de luchtwegen vrijmaken en operaties uitvoeren. Als anesthesioloog kan ik ook ter plekke amputaties uitvoeren, maar dat gebeurt maar heel weinig.” Het vervoer van de patiënt is geen doel op zich, benadrukt Jan: „De behandeling is veel belangrijker. Wij willen expertise op locatie bieden, niet de patiënt meenemen. We maken altijd een afweging tussen het nut, de snelheid en het comfort. Een patiënt op Ameland kun je bijvoorbeeld beter door de lucht vervoeren dan over de weg en over het water.”
Menens
Opnieuw gaat de pieper. „MMT, inzet gevraagd voor een ongeval met letsel in Zuidwolde. Het betreft een aanrijding van een fietser met een auto.” De crew staat als één man op en loopt naar boven, naar het helideck. Jan weet dat het deze keer menens is: hij neemt afscheid en zegt dat het wel even kan duren voor hij weer terug is. Even later klinkt opnieuw het geluid van een startende helikopter. Een paar minuten later keert de rust weer. Lifeliner 4 is opnieuw op inzet en zal niet eerder terugkeren voordat de patiënt in goede handen is.